1 = haar
2 = opperhuid
3 = talg
4 = talgklier
5 = haarzakje
  • talg·klier
enkelvoud meervoud
naamwoord talgklier talgklieren
verkleinwoord talgkliertje talgkliertjes

de talgklierv / m

  1. (anatomie) een klier om de haarzakjes, die talg afgeeft
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be