• svind·le
Naar frequentie 24501
vervoeging
onbepaalde wijs svindle
tegenwoordige tijd svindler
verleden tijd svindla
svindlet
voltooid
deelwoord
svindla
svindlet
onvoltooid
deelwoord
svindlende
lijdende vorm svindles
gebiedende wijs svindl
svindle
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

svindle

  1. overgankelijk bedrog plegen, bedriegen, frauderen, knoeien, oplichten
  2. overgankelijk afzetten, bedonderen, bedotten, beduvelen, beetnemen, besodemieteren, bezwendelen, foppen, misleiden, spieken, valsspelen, zwendelen
  • svindle en for noe
iemand oplichten voor iets
  • svindle til seg noe
door bedrog iets weten te verkrijgen

svindle

  1. gebiedende wijs van svindle


  • svind·le
vervoeging
onbepaalde wijs svindle
svindla
tegenwoordige tijd svindlar
verleden tijd svindla
voltooid
deelwoord
svindla
onvoltooid
deelwoord
svindlande
lijdende vorm svindlast
gebiedende wijs svindl
svindla
svindle
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

svindle

  1. overgankelijk bedrog plegen, bedriegen, frauderen, knoeien, oplichten
  2. overgankelijk afzetten, bedonderen, bedotten, beduvelen, beetnemen, besodemieteren, bezwendelen, foppen, misleiden, spieken, valsspelen, zwendelen

svindle

  1. gebiedende wijs van svindla

svindle

  1. gebiedende wijs van svindle