snyte
- sny·te
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoorse werkwoord snýta
Naar frequentie | 10838 |
---|
snyte
- alleen in de uitdrukking snyte full: helemaal, totaal, volledig
- snyte full
helemaal dronken
snyte
- overgankelijk snuiten
- overgankelijk bedrog plegen, bedriegen, te weinig wisselgeld geven
- overgankelijk frauderen
- [1]: snyte nesen sin
zijn neus snuiten
- [1]: være som snytt ut av nesen på en
als twee druppels water op elkaar lijken (letterlijk: zijn als uit de neus gesnoten van iemand (bijv. van zijn vader of zijn moeder))
- [3]: snyte skatt
de belasting frauderen, belastingen ontduiken
- sny·te
- Werkwoord: afkomstig van het Oudnoorse werkwoord snýta
snyte
- overgankelijk snuiten
- overgankelijk bedrog plegen, bedriegen, te weinig wisselgeld geven
- overgankelijk frauderen
- [1]: snyte nesen sin
zijn neus snuiten
- [3]: snyte skatt
de belasting frauderen, belastingen ontduiken
- [1]: slikt er ikkje snytt or nasen
niet in het vorbijgaan gemakt (letterlijk: zoiets is niet (eens snel) uit de neus gesnoten)
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | snyte | snyta | snyter | snytene |
snyte, v