spotten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van spotten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | spotten | te spotten | ||||||||
toekomend | zullen spotten | te zullen spotten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gespot | te hebben gespot | ||||||||
toekomend | gespot zullen hebben | gespot te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
spottend | gespot | ev. spot |
mv. verouderd spot |
spotte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | spot | spot | spot | spot | spot | spotten | spotten | spotten | |||
verleden (o.v.t.) | spotte | spotte | spotte | spotte | spotte | spotten | spotten | spotten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal spotten | zult/zal spotten | zult/zal spotten | zult spotten | zal spotten | zullen spotten | zullen spotten | zullen spotten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou spotten | zou spotten | zou(dt) spotten | zoudt spotten | zou spotten | zouden spotten | zouden spotten | zouden spotten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gespot | hebt gespot | hebt/heeft gespot | hebt gespot | heeft gespot | hebben gespot | hebben gespot | hebben gespot | |||
verleden (v.v.t.) | had gespot | had gespot | had gespot | hadt gespot | had gespot | hadden gespot | hadden gespot | hadden gespot | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gespot hebben | zal/zult gespot hebben | zult/zal gespot hebben | zult gespot hebben | zal gespot hebben | zullen gespot hebben | zullen gespot hebben | zullen gespot hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gespot hebben | zou gespot hebben | zou/zoudt gespot hebben | zoudt gespot hebben | zou gespot hebben | zouden gespot hebben | zouden gespot hebben | zouden gespot hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gespot worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gespot | er is gespot | |||||||||
verleden | er werd gespot | er was gespot | |||||||||
toekomend | er zal gespot worden | er zal gespot zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gespot worden | er zou gespot zijn | |||||||||
lijdende vorm gespot worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gespot worden | gespot te worden | ||||||||
toekomend | gespot zullen worden | gespot te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gespot zijn | gespot te zijn | ||||||||
toekomend | gespot zullen zijn | gespot te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gespot | wordt gespot | wordt gespot | wordt gespot | wordt gespot | worden gespot | worden gespot | worden gespot | |||
verleden (o.v.t.) | werd gespot | werd gespot | werd gespot | werdt gespot | werd gespot | werden gespot | werden gespot | werden gespot | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gespot worden | zult gespot worden | zult gespot worden | zult gespot worden | zal gespot worden | zullen gespot worden | zullen gespot worden | zullen gespot worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gespot worden | zou gespot worden | zou/zoudt gespot worden | zoudt gespot worden | zou gespot worden | zouden gespot worden | zouden gespot worden | zouden gespot worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gespot | bent gespot | bent/is gespot | zijt gespot | is gespot | zijn gespot | zijn gespot | zijn gespot | |||
verleden (v.v.t.) | was gespot | was gespot | was gespot | waart gespot | was gespot | waren gespot | waren gespot | waren gespot | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gespot zijn | zult gespot zijn | zult gespot zijn | zult gespot zijn | zal gespot zijn | zullen gespot zijn | zullen gespot zijn | zullen gespot zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gespot zijn | zou gespot zijn | zou/zoudt gespot zijn | zoudt gespot zijn | zou gespot zijn | zouden gespot zijn | zouden gespot zijn | zouden gespot zijn |