• spot·tend
vervoeging van: spotten
verbogen vorm: spottende

spottend

  1. onvoltooid deelwoord van spotten
    • Ook spreekt hij Erdogan aan. Spottend met de inconsistentie in diens ambitie om zoveel mogelijk lokale producten te gebruiken, vraagt hij: ,,Waar komt al dat marmer vandaan in het Witte Paleis dat je voor jezelf liet bouwen? Hier uit Bilecik?" ,,Nee!" schreeuwt de menigte. ,,Dat marmer werd ingevoerd uit India", zegt een van de aanwezigen. [1] 
    • Trump noemde Warren eerder spottend 'Pocahontas', een verwijzing naar een indianenprinses uit de zeventiende eeuw. Hij beloofde in juli een miljoen dollar te zullen doneren aan het favoriete goede doel van de Democrate als zij kon bewijzen dat ze Indiaanse voorouders heeft. Dat kan een dure grap worden voor de president. [2] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spottend spottender spottendst
verbogen spottende spottendere spottendste
partitief spottends spottenders -

spottend

  1. op een grappige manier beledigend
    • ,,Hoi", zeg ik met een geforceerde glimlach. Ze kijkt vragend naar de man aan mijn zijde, Hani, een Libanese vriend. Hij oogt excentriek en draagt, behalve opvallend kleurrijke kleding, een spottende glimlach. "Dit is Hani, hij komt uit Libanon en spreekt slecht Engels." [3] 


100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


  • spot·tend
stellend vergrotend overtreffend
spottend
spottender
am spottendsten
alle verbuigingsvormen

spottend

  1. spottend
    «Er sprach mit einer spottenden Stimme.»
    Hij sprak met een spottende stem.

spottend

  1. spottend

spottend

  1. onvoltooid deelwoord van spotten