spotte
- Geluid: spotte (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspɔtə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈspɔtə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈspɔtə/
- spot·te
vervoeging van |
---|
spotten |
spotte
- enkelvoud verleden tijd van spotten
- Ik spotte.
- Jij spotte.
- Hij, zij, het spotte.
- Ik spotte.
- aanvoegende wijs van spotten
- Het woord spotte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- spot·te
- Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord spotta.
Naar frequentie | 45179 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | spotte |
tegenwoordige tijd | spotter |
verleden tijd | spottet spotta |
voltooid deelwoord |
spottet spotta |
onvoltooid deelwoord |
spottende |
lijdende vorm | spottes |
gebiedende wijs | spott |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
spotte
- overgankelijk spotten, bespotten
- «I denne komedien spotter dikteren over familielivet.»
- In deze komedie spot de dichter met het gezinsleven.
- «I denne komedien spotter dikteren over familielivet.»
- overgankelijk lasteren
- [1]: harselere
- [1]: spott
- [1]: spotte for
- [1]: spottefugl
- [1]: spottegjøk
- [1]: spotter
- [1]: spottpris
- [2]: gudsbespottelse
- [2]: spotte Gud
God lasteren
- spot·te
- Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord spotta.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | spotte spotta |
tegenwoordige tijd | spottar |
verleden tijd | spotta |
voltooid deelwoord |
spotta |
onvoltooid deelwoord |
spottande |
lijdende vorm | spottast |
gebiedende wijs | spott spotta spotte |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
spotte
- [1]: harselere
- [1]: spott
- [1]: spotte for
- [1]: spottefugl
- [1]: spottpris
- [2]: spotte Gud
God lasteren