Hydrangea arborescens
  • sneeuw·bal
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwbal sneeuwballen
verkleinwoord sneeuwballetje sneeuwballetjes

de sneeuwbalm

  1. een tot een bal samengepakte hoeveelheid sneeuw, vaak bedoeld voor een speels sneeuwballengevecht of sneeuwpop
    • Zij gooide de sneeuwbal van twintig meter afstand recht in zijn gezicht. 
  2. (plantkunde) Hydrangea arborescens   kamperfoelieachtige heester
  3. methode van verkoop, collecte enz., waarbij steeds één persoon anderen stimuleert ook mee te doen
vervoeging van
sneeuwballen

sneeuwbal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sneeuwballen
    • Ik sneeuwbal. 
  2. gebiedende wijs van sneeuwballen
    • Sneeuwbal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sneeuwballen
    • Sneeuwbal je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be