• slij·pen
  • In de betekenis van ‘gladmaken door wrijven’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slijpen
sleep
geslepen
klasse 1 volledig

slijpen

  1. overgankelijk door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken
    • Zij slepen er kwartsglas. 
     Bolin, de hofiuwelier in Stockholm, is een halfjaar bezig geweest om de stenen opnieuw te slijpen, het slot te vervangen, de zettingen te verbeteren en nog wat dingen.[3]
  2. (kookkunst) (weer) scherp maken maken van snij- of knipgereedschap
    • Hij probeerde eerst zijn mes weer scherp te maken met een aanzetstaal maar toen dat niet meer lukte liet hij het slijpen. 
  3. langzaam dansen waarbij de danspartners dicht tegen elkaar aan staan
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]