slijper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slij·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van slijpen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slijper | slijpers |
verkleinwoord | slijpertje | slijpertjes |
Zelfstandig naamwoord
de slijper m
- (beroep) iemand die slijpt
- (gereedschap) toestel waarmee men iets kan slijpen bijv. een haakse slijper
Verwante begrippen
Hyponiemen
- boerenkoolslijper, diamantslijper, glasslijper, messenslijper, potloodslijper, puntenslijper, scharenslijper, scherpslijper
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord slijper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slijper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ slijper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be