ruisvoorn
- ruis·voorn
- samenstelling van ruis zn en voorn zn , in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruisvoorn | ruisvoorns |
verkleinwoord | ruisvoorntje | ruisvoorntjes |
de ruisvoorn m
- (straalvinnigen) bepaald soort zoetwatervis die zich graag tussen het riet ophoudt, Scardinius erythrophthalmus
- eigenlijke karpers, karperachtigen, meervallen en karperachtigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
1. bepaald soort zoetwatervis die zich graag tussen het riet ophoudt, Scardinius erythrophtalmus
- Het woord ruisvoorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.