voorn
- voorn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorn | voorns |
verkleinwoord | voorntje | voorntjes |
de voorn m
- (visserij) benaming voor zoetwatervissen, meestal met rode of oranje vinnen, behorende tot de eigenlijke karpers Cyprinidae
- Een voorn vreet waterplanten als het water warm is.
- rietvoorn, roetvoorn, ruisvoorn
- roodvoorn (Scardinius erythrophthalmus )
- blankvoorn (Rutilus rutilus )
- bittervoorn (Rhodeus sericeus amarus )
- kopvoorn (Leuciscus cephalus )
- Het woord voorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorn" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "voorn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ voorn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be