• roei·en
  • In de betekenis van ‘met riemen een vaartuig voortbewegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roeien
roeide
geroeid
zwak -d volledig

roeien

  1. ergatief, (scheepvaart) zich met behulp van roeispanen in een boot ergens begeven
    • Hij was naar de overkant geroeid. 
  2. inergatief (sport) een wedstrijdsport waarbij een bepaalde baan zo snel mogelijk roeiend [1] afgelegd moet worden
    • Er wordt geroeid om het Europees Kampioenschap. 
  3. peilen [3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]