aanroeien
- aan·roei·en
- samenstelling van aan bw en roeien ww
aanroeien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanroeien |
roeide aan |
aangeroeid |
zwak -d | volledig |
- met een roeiboot naderen
- (figuurlijk) veel moeite doen om ergens te komen of iets gedaan te krijgen
- tegen iets of iemand aanroeien
bewegen in tegengestelde richting
- Het woord 'aanroeien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanroeien" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be