Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roei·boot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘boot die door riemen wordt voortbewogen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1642 [1]
  • samenstelling van  roei ww  en  boot 
enkelvoud meervoud
naamwoord roeiboot roeiboten
verkleinwoord roeibootje roeibootjes

Zelfstandig naamwoord

de roeibootv / m

  1. (scheepvaart) een boot die voortbewogen wordt door middel van roeiriemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen