Marijke Zeekant - roeister
  • roei·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord roeister roeisters
verkleinwoord roeistertje roeistertjes

de roeisterv

  1. (beroep) (sport) een vrouw die de roeisport als sport beoefend
    • De daadwerkelijke verkiezing vindt plaats tijdens het Sportgala in de RAI op 19 december. Vorig jaar gingen de prijzen naar Formule 1-coureur Max Verstappen, turnster Lieke Martens, roeisters Maaike Head & Ilse Paulis (sportploeg), turncoach Vincent Wevers (coach) en zwemster Liesette Bruinsma (paralympische sporter).[2] 
    • In de dubbeltwee lukte het beide Nederlandse teams de halve eindstrijd te bereiken. Bram Schwarz en Niki van Sprang eindigden woensdag in de herkansingen als tweede. Bij de vrouwen waren Marloes Oldenburg en Roos de Jong het snelst. De Oranje-roeisters bleven in de herkansing Zweden voor.[3] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 26 nov. 2017
  3. de Telegraaf 27 sep. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be