• rij·gen
  • In de betekenis van ‘aan een snoer hechten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1330 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rijgen
reeg
geregen
klasse 1 volledig

rijgen

  1. overgankelijk met een naald een draad ergens doorvoeren
    • Ze reeg eerst de zoom om te kunnen zien of deze op de juiste lengte was. 
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]