• rijg·ga·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord rijggaren rijggarens
verkleinwoord

het rijggareno

  1. stevige draad waarmee je een kralenketting kunt maken
    • Je kunt het beste met sterk speciaal kralenrijggaren, quilt- of knoopsgatengaren in dezelfde kleur van de kralen rijgen. Gebruik twee speciale dunne kralenrijgnaalden. [2] 
  2. garen waarmee je twee zaken (tijdelijk) met grote steken aan elkaar kunt stikken
  3. (figuurlijk) iets waarmee je verschillende zaken met elkaar kunt verbinden
    • Ziedaar het verhaal van deze Andreas. Het is aardig bedacht, maar ook al sluit ik niet uit dat sommige dingen zich werkelijk zo in grootmoeders familie hebben afgespeeld, dát het bedacht is verlies je geen moment uit het oog. Daarvoor heeft de schrijfster het veel te schematisch in elkaar gezet, met de opzichtige freudiaanse parallellen tussen Andreas' moeder en Elisabeth, met de even simpele als illusoire tegenstelling tussen natuur en geschiedenis, en met Beethovens Negende als muzikaal rijggaren. [3] 
93 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Gineke Root 04-09-2009 Leuke tweedraads ketting
  3. NRC Arnold Heumakers 17 september 2004 Het paradijs moet wel dichtbij zijn
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be