reeg
- reeg
vervoeging van |
---|
rijgen |
reeg
- enkelvoud verleden tijd van rijgen
- Ik reeg.
- Jij reeg.
- Hij, zij, het reeg.
- Ik reeg.
- Het woord reeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reeg" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be