Nederlands

 
rijgnaald op het corset
Uitspraak
Woordafbreking
  • rijg·naald
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijgnaald rijgnaalden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rijgnaaldv / m

  1. platte naald met een wijd oog en een stompe punt die men gebruikt bij het rijgen van een draad om twee stukken stof aan elkaar vast te maken
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen