rijglaars
  • rijg·laars
enkelvoud meervoud
naamwoord rijglaars rijglaarzen
verkleinwoord rijglaarsje rijglaarsjes

de rijglaarsv / m

  1. (schoeisel) een laars met een veter
    • Het romantische restaurant La Fontaine is mijn eerste stop aan boord. Charlie is hier de baas over bijna tweehonderd tafels. Het restaurant met zijn brede goudkleurige trappen ademt iets chics uit, iets van vroeger. Uit tijden dat de tafeldame nog giechelend de veren in haar haren goedschoof, terwijl ze schalks haar rijglaarsjes tegen de pantalon van de heer tegenover haar drukte… Maar geen tijd voor gemijmer nu! [2] 
    • Hij roemde de kwaliteit van zijn eigen ontwerpen. Maar die kwaliteit is niet bar indrukwekkend: de zool en de afwerking zien er vaak goedkoop uit. En dan is 289,90 euro best veel geld voor een hooggehakte suède rijglaars tot net onder de knie. [3] 
80 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf DAPHNE VAN ROSSUM 15 aug. 2014 'Welkom aan boord'
  3. NRC Nathalie Wouters 30 april 2011 Hoge hakken, harde hiphop
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be