inrijgen
- in·rij·gen
- samenstelling van in en rijgen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inrijgen |
reeg in |
ingeregen |
klasse 1 | volledig |
inrijgen [1]
- overgankelijk in iets anders rijgen
- overgankelijk met een rijgdraad nauwer maken
- Het woord inrijgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inrijgen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be