recepis
- re·ce·pis
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recepis | |
verkleinwoord |
- (handel) schriftelijk bewijs dat men iets ontvangen heeft
- (financieel) een voorlopig stuk dat soms bij een emissie van aandelen of obligaties (en dergelijke) wordt afgegeven als op de stortingsdatum de definitieve stukken nog niet beschikbaar zijn
- Het woord 'recepis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "recepis" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /rɛtsɛpɪs/
- re·ce·pis
- Uit het Latijn
- (verouderd) recepis; schriftelijk bewijs dat men iets ontvangen heeft
- (verouderd)(medisch) recept; een doktersvoorschrift voor (de bereiding van) een geneesmiddel