profaneren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van profaneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | profaneren | te profaneren | ||||||||
toekomend | zullen profaneren | te zullen profaneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geprofaneerd | te hebben geprofaneerd | ||||||||
toekomend | geprofaneerd zullen hebben | geprofaneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
profanerend | geprofaneerd | ev. profaneer |
mv. verouderd profaneert |
profanere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | profaneer | profaneert | profaneert | profaneert | profaneert | profaneren | profaneren | profaneren | |||
verleden (o.v.t.) | profaneerde | profaneerde | profaneerde | profaneerde | profaneerde | profaneerden | profaneerden | profaneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal profaneren | zult/zal profaneren | zult/zal profaneren | zult profaneren | zal profaneren | zullen profaneren | zullen profaneren | zullen profaneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou profaneren | zou profaneren | zou(dt) profaneren | zoudt profaneren | zou profaneren | zouden profaneren | zouden profaneren | zouden profaneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geprofaneerd | hebt geprofaneerd | hebt/heeft geprofaneerd | hebt geprofaneerd | heeft geprofaneerd | hebben geprofaneerd | hebben geprofaneerd | hebben geprofaneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geprofaneerd | had geprofaneerd | had geprofaneerd | hadt geprofaneerd | had geprofaneerd | hadden geprofaneerd | hadden geprofaneerd | hadden geprofaneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprofaneerd hebben | zal/zult geprofaneerd hebben | zult/zal geprofaneerd hebben | zult geprofaneerd hebben | zal geprofaneerd hebben | zullen geprofaneerd hebben | zullen geprofaneerd hebben | zullen geprofaneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprofaneerd hebben | zou geprofaneerd hebben | zou/zoudt geprofaneerd hebben | zoudt geprofaneerd hebben | zou geprofaneerd hebben | zouden geprofaneerd hebben | zouden geprofaneerd hebben | zouden geprofaneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geprofaneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geprofaneerd | er is geprofaneerd | |||||||||
verleden | er werd geprofaneerd | er was geprofaneerd | |||||||||
toekomend | er zal geprofaneerd worden | er zal geprofaneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geprofaneerd worden | er zou geprofaneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geprofaneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geprofaneerd worden | geprofaneerd te worden | ||||||||
toekomend | geprofaneerd zullen worden | geprofaneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geprofaneerd zijn | geprofaneerd te zijn | ||||||||
toekomend | geprofaneerd zullen zijn | geprofaneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geprofaneerd | wordt geprofaneerd | wordt geprofaneerd | wordt geprofaneerd | wordt geprofaneerd | worden geprofaneerd | worden geprofaneerd | worden geprofaneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geprofaneerd | werd geprofaneerd | werd geprofaneerd | werdt geprofaneerd | werd geprofaneerd | werden geprofaneerd | werden geprofaneerd | werden geprofaneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geprofaneerd worden | zult geprofaneerd worden | zult geprofaneerd worden | zult geprofaneerd worden | zal geprofaneerd worden | zullen geprofaneerd worden | zullen geprofaneerd worden | zullen geprofaneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geprofaneerd worden | zou geprofaneerd worden | zou/zoudt geprofaneerd worden | zoudt geprofaneerd worden | zou geprofaneerd worden | zouden geprofaneerd worden | zouden geprofaneerd worden | zouden geprofaneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geprofaneerd | bent geprofaneerd | bent/is geprofaneerd | zijt geprofaneerd | is geprofaneerd | zijn geprofaneerd | zijn geprofaneerd | zijn geprofaneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geprofaneerd | was geprofaneerd | was geprofaneerd | waart geprofaneerd | was geprofaneerd | waren geprofaneerd | waren geprofaneerd | waren geprofaneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprofaneerd zijn | zult geprofaneerd zijn | zult geprofaneerd zijn | zult geprofaneerd zijn | zal geprofaneerd zijn | zullen geprofaneerd zijn | zullen geprofaneerd zijn | zullen geprofaneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprofaneerd zijn | zou geprofaneerd zijn | zou/zoudt geprofaneerd zijn | zoudt geprofaneerd zijn | zou geprofaneerd zijn | zouden geprofaneerd zijn | zouden geprofaneerd zijn | zouden geprofaneerd zijn |