populier
- po·pu·lier
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | populier | populieren |
verkleinwoord | populiertje | populiertjes |
de populier m
- (plantkunde) zeer snel groeiende boom uit de wilgenfamilie (Populus )
- balsempopulier, canadapopulier, kaarspopulier, ontariopopulier, ratelpopulier, trilpopulier, zilverpopulier
1.
- Het woord populier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "populier" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "populier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ populier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be