plop
- plop
plop
- geluid van klein voorwerp dat in het water valt
- ▸ Haar man vond het leuk om hun dochter, Evi (2), te laten horen dat het hout op de brug anders klinkt dan de metalen bouten. Dat deed hij door er met zijn trouwring op te tikken. () „Tiktiktik”, zei Evi – en wees naar de ring. Voordat Xia Robbers haar man kon tegenhouden, had hij het sieraad al afgedaan en aan Evi gegeven. Die had niet lang nodig om de ring te laten vallen, die een paar keer over de planken stuiterde voordat hij via een van de spleten in de sloot viel. Tiktiktik. Plop.[1]
- ▸ Een voor een pak je de peulen op, knakt het steeltje, trekt eraan zodat de stugge draad langs de zijkant meekomt. Met de nagel van je duim rits je een peul open, om daarna in één vloeiende beweging van diezelfde duim de bonen uit de witfluwelen bekleding te rissen. Plop, plop, plop in de pan.[2]
- geluid dat ontstaat als een vacuüm zich ineens met lucht vult
- ▸ Het is 7 uur ‘s ochtends als, plop, de champagne wordt opengetrokken. Op een enorm grasveld naast Wimbledon wachten iedere dag duizenden op een kaartje voor het tennis. Verslag vanuit de wereldberoemde queue.[3]
- (figuurlijk) om aan te geven dat ineens gebeurt
- ▸ Er is een vis ontdekt die een raar trucje kan. Hij kan zijn ogen helemaal naar binnen trekken. Als je de huid bij zijn ogen zachtjes aanraakt...plop! En weg zijn de ogen.[4]
- ▸ ,,Werk en privé zijn niet gescheiden bij mij. Alles loopt door elkaar. Als er een ingewikkelde puzzel is, stop ik die ’s avonds in mijn hoofd en vaak komt er dan ’s ochtends ‘plop’ een oplossing. Blijkbaar werken je hersens onbewust door. Ik heb er vertrouwen in gekregen dat dat soms helpt. Dat is het leuke aan mijn baan: het zijn allemaal puzzeltjes.’’[5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plop | ploppen |
verkleinwoord | plopje | plopjes |
de plop m
- iets dat plotseling gebeurt met een ploppend geluid
- (figuurlijk) plotselinge gebeurtenis
- ▸ En toch heeft de verdwijning van Ria meer levens beïnvloed dan je kunt bedenken. Die ene plóp is de motor geweest van een raderwerk waarvan de tandwielen tot op de dag van vandaag zijn blijven draaien. Zozeer dat na 46 jaar op een plein in Italië haar naam nóg klinkt.[8]
- [1] plopper [1]
- Het woord plop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plop" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Manouk van Egmond“Een plons, en daar gáát je trouwring” (12 augustus 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Janneke Vreugdenhil“Bonen brengen geluk” (18 juni 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Rik Spekenbrink“De queue, echt een keer doen!” (6 juli 2018) op tubantia.nl
- ↑ Weblink bron Hester van Santen“Plop! En weg zijn de ogen” (24 oktober 2015) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Hans van Soest“'Nederland kan mijn fouten vergeven'” (30 december 2017) op tubantia.nl
- ↑ Weblink bron Harold Hamersma“Dikbestofte flessen” (30 april 2016) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Liz Zoetekouw“Wie wordt de nieuwe eigenaar van Grolsch?” (14 januari 2016) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Freek Schravesande“Ria is weg” (28 december 2017) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be