• click
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bij inademen gevormde klank’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • van Engels click [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord click clicks
verkleinwoord - -

de clickm

  1. (communicatie) waarneming van bepaalde informatie op internet die blijkt uit het aanklikken van een hyperlink door de lezer, vaak gebruikt als maatstaf voor bereik en advertentieopbrengsten
  2. (taalkunde) medeklinker die wordt gevormd bij het inademen
vervoeging van
clicken

click

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clicken
    • Ik click. 
  2. gebiedende wijs van clicken
    • Click! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clicken
    • Click je? 
84 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
click clicks

click

  1. klik
vervoeging
onbepaalde wijs to  click 
he/she/it  clicks 
verleden tijd  clicked 
voltooid
deelwoord
 clicked 
onvoltooid
deelwoord
 clicking 
gebiedende wijs  click 

click

  1. klikken