• po·li·tie·agent
enkelvoud meervoud
naamwoord politieagent politieagenten
verkleinwoord politieagentje politieagentjes

de politieagentm

  1. (ordehandhaving) (beroep) een persoon die belast is met hulpverlening en met de handhaving van de openbare orde en veiligheid
    • De politieagent bracht het weggelopen kind terug naar zijn ouders. 
     We kregen al snel een lift naar de weg waar ik vijf dagen geleden door de politieagent werd opgepikt.[1]
     Ik liep er wat dichter naartoe om te zien wat er aan de hand was en zag twee Park Rangers, federale politieagenten met verstrekkende bevoegdheden.[1]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be