Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·de·hand·ha·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ordehandhaving ordehandhavingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ordehandhavingv

  1. geheel van activiteiten uitgevoerd door bevoegde personen om ervoor te zorgen dat mensen zich in een bepaalde situatie volgens de regels gedragen
    • De premier erkende dat bij de ordehandhaving zaterdag zaken zijn misgegaan. De na de ernstig geëscaleerde demonstratie op 1 december aangepaste strategie was „niet correct uitgevoerd”. In een poging minder rubber kogels te gebruiken, heeft de politieleiding gezien het geweldsniveau van de activisten „niet passend” gehandeld, zei Philippe. [1]
    • Ik heb, net als alle andere fietsers, nare gewoonten ontwikkeld door het langdurig ontberen van ordehandhaving. Want mijn gedrag is collectief gedrag; ik, wij, iedereen weet dat er geen agent te zien is – en dus doe je wat je wilt. [2]
    • De juristen uit Nederland ontkenden niet dat Rusland het recht kan hebben om op te treden in zijn ‘exclusieve economische zone’ in de Barentszzee. De conventie somt niet voor niets de gevallen op waarin ordehandhaving op vrije zee en inspectie van een verdacht schip zijn geoorloofd: zoals piraterij, slavenhandel of radio-uitzendingen. [3]
    • Nu, tientallen jaren later, sta ik zelf voor de klas. Allemaal heb ik ze gehad: van vmbo-beroepsleerlingen tot vwo’ers, wit, gemengd en zwart. Vervelende, bijdehante leerlingen heb ik overal meegemaakt. Nooit heb ik er een geslagen. Wel heb ik er in mijn fantasie vaak genoeg eentje achter het behang willen plakken, hoewel ik doorgaans met ordehandhaving weinig problemen heb. [4]

Gangbaarheid

Verwijzingen