[2] Een diender getekend door Jacob Larwood
(Herman Diederik Johan van Schevichaven)
  • dien·der
enkelvoud meervoud
naamwoord diender dienders
verkleinwoord diendertje diendertjes

de dienderm

  1. (verouderd) iemand die een zuiver ondersteunende taak heeft voor een persoon of instantie met meer aanzien
      Binnen, in de kamer der hoofdlui, hoorde men gedurig de stoppen van de wynflesschen trekken, en de diender der gilde had werk genoeg, om de geledigde glazen vol te houden.[6]
  2. (ordehandhaving) (beroep), licht (verouderd) functionaris die door daadwerkelijk optreden zorgt voor het naleven van wettelijke regels
    • De diender had zojuist met een collega zijn beschadigde politiewagen bij een schadeherstelbedrijf afgeleverd, toen hij op de Dillenburgstraat betrokken raakte bij een aanrijding, weet Dichtbij.[7] 
  • Ook de letterlijke betekenis 2. "politieagent" is in het gewone taalgebruik verouderd, maar wordt nog wel als archaïsme gebruikt: soms om de dienstbaarheid van de politie aan de samenleving te benadrukken, maar vaker schijnbaar respectvol met een ironische ondertoon.
95 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[8]