• ge·rechts·die·naar
enkelvoud meervoud
naamwoord gerechtsdienaar gerechtsdienaars
gerechtsdienaren
verkleinwoord

de gerechtsdienaarm

  1. (juridisch) iedereen die werkt als wetshandhaver met name als politieagent
     De figuren beelden de wereld van Van Weleveld uit zoals die er in 1300 uitzag: de troubadour, boer, lepralijder, bronsgieter, goudsmid en gerechtsdienaar. Centraal van de beeldengroep vinden we de familie Van Weleveld, bestaande uit Bernard, zijn vrouw Geze, hun zoontje Johannes en Bernards broer Otto. Bernard werd drost van Twente, een soort bestuursambtenaar die een bepaald gebied beheerde.[2]
     Een gepensioneerde politieagent uit New York moet tien jaar de gevangenis in vanwege zijn deelname aan de bestorming van het Capitool begin vorig jaar. De 56-jarige Thomas Webster heeft zich schuldig gemaakt aan ‘een aanval op de democratie’ en dat wordt hem extra kwalijk genomen vanwege zijn werkende leven als gerechtsdienaar. Het is de hoogste straf die een rechter heeft opgelegd vanwege de Capitool-bestorming op 6 januari 2021.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “De ridders van Weleveld in Zenderen” (27-09-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “Gepensioneerde agent krijgt 10 jaar cel voor ‘groot aandeel’ in bestorming Capitool” (02-09-2022), Tubantia