output
- out·put
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | output | outputs |
verkleinwoord | - | - |
de output m
- (informatica) uitvoer zn [3]
- (techniek) energie of signaal dat ergens uitkomt
- Het woord output staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "output" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "output" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ output op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: output (VK) (hulp, bestand)
- IPA:
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to output |
he/she/it | outputs |
verleden tijd | output outputted |
voltooid deelwoord |
output outputted |
onvoltooid deelwoord |
outputting |
gebiedende wijs | output |
output
- overgankelijk als resultaat hebben, opleveren [1]
- overgankelijk voortbrengen
- overgankelijk, (informatica) als uitvoer zn [3] hebben
enkelvoud | meervoud |
---|---|
output | outputs |
output
- opbrengst
- (informatica) output, uitvoer zn [3]
- (elektrotechniek) uitgang [3]
- Leenwoord uit het Engels
output m
- (informatica) output; uitvoer
- (techniek) output; energie of signaal dat ergens uitkomt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- out·put
- Leenwoord uit het Engels
- (informatica) output; uitvoer
- (techniek) output; energie of signaal dat ergens uitkomt
- Zie Wikipedia voor meer informatie.