• on·re·gel·ma·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onregelmatig onregelmatiger onregelmatigst
verbogen onregelmatige onregelmatigere onregelmatigste
partitief onregelmatigs onregelmatigers -

onregelmatig

  1. zonder orde
    • Hij deed zeer onregelmatig zijn huiswerk voor school. 
     ‘Het is zaak dat je niet vol gas geeft. Dat moet je voor het allerlaatste bewaren. Het moeilijke is dat het zo onregelmatig is. Het loopt nergens.’[1]
  2. slordig
  3. zich niet aan de orde houdend
    • Onregelmatige werkwoorden zijn moeilijk om te leren. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be