ondergaan/vervoeging
ondergáán
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van ondergaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondergaan | te ondergaan | ||||||||
toekomend | zullen ondergaan | te zullen ondergaan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ondergaan | te hebben ondergaan | ||||||||
toekomend | ondergaan zullen hebben | ondergaan te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ondergaand | ondergaan | ev. onderga |
mv. verouderd ondergaat |
onderga | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderga | ondergaat | ondergaat | ondergaat | ondergaat | ondergaan | ondergaan | ondergaan | |||
verleden (o.v.t.) | onderging | onderging | onderging | onderging | onderging | ondergingen | ondergingen | ondergingen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondergaan | zult/zal ondergaan | zult/zal ondergaan | zult ondergaan | zal ondergaan | zullen ondergaan | zullen ondergaan | zullen ondergaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondergaan | zou ondergaan | zou(dt) ondergaan | zoudt ondergaan | zou ondergaan | zouden ondergaan | zouden ondergaan | zouden ondergaan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ondergaan | hebt ondergaan | hebt/heeft ondergaan | hebt ondergaan | heeft ondergaan | hebben ondergaan | hebben ondergaan | hebben ondergaan | |||
verleden (v.v.t.) | had ondergaan | had ondergaan | had ondergaan | hadt ondergaan | had ondergaan | hadden ondergaan | hadden ondergaan | hadden ondergaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergaan hebben | zal/zult ondergaan hebben | zult/zal ondergaan hebben | zult ondergaan hebben | zal ondergaan hebben | zullen ondergaan hebben | zullen ondergaan hebben | zullen ondergaan hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondergaan hebben | zou ondergaan hebben | zou/zoudt ondergaan hebben | zoudt ondergaan hebben | zou ondergaan hebben | zouden ondergaan hebben | zouden ondergaan hebben | zouden ondergaan hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ondergaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ondergaan | er is ondergaan | |||||||||
verleden | er werd ondergaan | er was ondergaan | |||||||||
toekomend | er zal ondergaan worden | er zal ondergaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ondergaan worden | er zou ondergaan zijn | |||||||||
lijdende vorm ondergaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondergaan worden | ondergaan te worden | ||||||||
toekomend | ondergaan zullen worden | ondergaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ondergaan zijn | ondergaan te zijn | ||||||||
toekomend | ondergaan zullen zijn | ondergaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ondergaan | wordt ondergaan | wordt ondergaan | wordt ondergaan | wordt ondergaan | worden ondergaan | worden ondergaan | worden ondergaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd ondergaan | werd ondergaan | werd ondergaan | werdt ondergaan | werd ondergaan | werden ondergaan | werden ondergaan | werden ondergaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondergaan worden | zult ondergaan worden | zult ondergaan worden | zult ondergaan worden | zal ondergaan worden | zullen ondergaan worden | zullen ondergaan worden | zullen ondergaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondergaan worden | zou ondergaan worden | zou/zoudt ondergaan worden | zoudt ondergaan worden | zou ondergaan worden | zouden ondergaan worden | zouden ondergaan worden | zouden ondergaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ondergaan | bent ondergaan | bent/is ondergaan | zijt ondergaan | is ondergaan | zijn ondergaan | zijn ondergaan | zijn ondergaan | |||
verleden (v.v.t.) | was ondergaan | was ondergaan | was ondergaan | waart ondergaan | was ondergaan | waren ondergaan | waren ondergaan | waren ondergaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergaan zijn | zult ondergaan zijn | zult ondergaan zijn | zult ondergaan zijn | zal ondergaan zijn | zullen ondergaan zijn | zullen ondergaan zijn | zullen ondergaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondergaan zijn | zou ondergaan zijn | zou/zoudt ondergaan zijn | zoudt ondergaan zijn | zou ondergaan zijn | zouden ondergaan zijn | zouden ondergaan zijn | zouden ondergaan zijn |
óndergaan
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van ondergaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondergaan | onder te gaan | ||||||||
toekomend | zullen ondergaan onder zullen gaan |
te zullen ondergaan onder te zullen gaan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn ondergegaan | te zijn ondergegaan | ||||||||
toekomend | ondergegaan zullen zijn | ondergegaan te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ondergaand | ondergegaan | ev. ga onder |
mv. verouderd gaat onder |
ga onder (bijzin) onderga | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | ga onder | gaat onder | gaat onder | gaat onder | gaat onder | gaan onder | gaan onder | gaan onder | |||
verleden (o.v.t.) | ging onder | ging onder | ging onder | ging onder | ging onder | gingen onder | gingen onder | gingen onder | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondergaan | zult/zal ondergaan | zult/zal ondergaan | zult ondergaan | zal ondergaan | zullen ondergaan | zullen ondergaan | zullen ondergaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondergaan | zou ondergaan | zou(dt) ondergaan | zoudt ondergaan | zou ondergaan | zouden ondergaan | zouden ondergaan | zouden ondergaan | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderga | ondergaat | ondergaat | ondergaat | ondergaat | ondergaan | ondergaan | ondergaan | |||
verleden (o.v.t.) | onderging | onderging | onderging | onderging | onderging | ondergingen | ondergingen | ondergingen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondergaan onder zal gaan |
zult/zal ondergaan onder zult/zal gaan |
zult/zal ondergaan onder zult/zal gaan |
zult ondergaan onder zult gaan |
zal ondergaan onder zal gaan |
zullen ondergaan onder zullen gaan |
zullen ondergaan onder zullen gaan |
zullen ondergaan onder zullen gaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondergaan onder zou gaan |
zou ondergaan onder zou gaan |
zou(dt) ondergaan onder zou(dt) gaan |
zoudt ondergaan onder zoudt gaan |
zou ondergaan onder zou gaan |
zouden ondergaan onder zouden gaan |
zouden ondergaan onder zouden gaan |
zouden ondergaan onder zouden gaan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ondergegaan | bent ondergegaan | bent/is ondergegaan | zijt ondergegaan | is ondergegaan | zijn ondergegaan | zijn ondergegaan | zijn ondergegaan | |||
verleden (v.v.t.) | was ondergegaan | was ondergegaan | was ondergegaan | waart ondergegaan | was ondergegaan | waren ondergegaan | waren ondergegaan | waren ondergegaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergegaan zijn | zal/zult ondergegaan zijn | zult/zal ondergegaan zijn | zult ondergegaan zijn | zal ondergegaan zijn | zullen ondergegaan zijn | zullen ondergegaan zijn | zullen ondergegaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondergegaan zijn | zou ondergegaan zijn | zou/zoudt ondergegaan zijn | zoudt ondergegaan zijn | zou ondergegaan zijn | zouden ondergegaan zijn | zouden ondergegaan zijn | zouden ondergegaan zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ondergegaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ondergegaan | er is ondergegaan | |||||||||
verleden | er werd ondergegaan | er was ondergegaan | |||||||||
toekomend | er zal ondergegaan worden | er zal ondergegaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ondergegaan worden | er zou ondergegaan zijn | |||||||||
lijdende vorm ondergegaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondergegaan worden | ondergegaan te worden | ||||||||
toekomend | ondergegaan zullen worden | ondergegaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ondergegaan zijn | ondergegaan te zijn | ||||||||
toekomend | ondergegaan zullen zijn | ondergegaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ondergegaan | wordt ondergegaan | wordt ondergegaan | wordt ondergegaan | wordt ondergegaan | worden ondergegaan | worden ondergegaan | worden ondergegaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd ondergegaan | werd ondergegaan | werd ondergegaan | werdt ondergegaan | werd ondergegaan | werden ondergegaan | werden ondergegaan | werden ondergegaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondergegaan worden | zult ondergegaan worden | zult ondergegaan worden | zult ondergegaan worden | zal ondergegaan worden | zullen ondergegaan worden | zullen ondergegaan worden | zullen ondergegaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondergegaan worden | zou ondergegaan worden | zou/zoudt ondergegaan worden | zoudt ondergegaan worden | zou ondergegaan worden | zouden ondergegaan worden | zouden ondergegaan worden | zouden ondergegaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ondergegaan | bent ondergegaan | bent/is ondergegaan | zijt ondergegaan | is ondergegaan | zijn ondergegaan | zijn ondergegaan | zijn ondergegaan | |||
verleden (v.v.t.) | was ondergegaan | was ondergegaan | was ondergegaan | waart ondergegaan | was ondergegaan | waren ondergegaan | waren ondergegaan | waren ondergegaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondergegaan zijn | zult ondergegaan zijn | zult ondergegaan zijn | zult ondergegaan zijn | zal ondergegaan zijn | zullen ondergegaan zijn | zullen ondergegaan zijn | zullen ondergegaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondergegaan zijn | zou ondergegaan zijn | zou/zoudt ondergegaan zijn | zoudt ondergegaan zijn | zou ondergegaan zijn | zouden ondergegaan zijn | zouden ondergegaan zijn | zouden ondergegaan zijn |