onderging
- on·der·ging
vervoeging van |
---|
ondergaan |
onderging
- enkelvoud verleden tijd van ondergaan
- Ik onderging.
- Jij onderging.
- Hij, zij, het onderging.
- Ik onderging.
vervoeging van |
---|
ondergaan |
onderging
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ondergaan
- ... dat ik onderging.
- ... dat jij onderging.
- ... dat hij, zij, het onderging.
- ... dat ik onderging.
- Het woord onderging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.