• of·fi·ciers·rang
enkelvoud meervoud
naamwoord officiersrang officiersrangen
verkleinwoord - -

de officiersrangm

  1. (militair) rang die officieren van het leger of de marine kan hebben
     En, hadden ze geprobeerd uit te leggen, na de oorlog zou elke werkgever waardering hebben voor de werkzoekende die een officiersrang uit het leger had.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142