• ko·lo·nel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoofdofficier’ voor het eerst aangetroffen in 1580 [1]
  • Afkomstig van het Latijnse columnella (kleine zuil). Als rang ontstaat de term in laat-zestiende-eeuws Italië. Het woord betekende 'officier die een colonne aanvoert'.
enkelvoud meervoud
naamwoord kolonel kolonels
verkleinwoord kolonelletje kolonelletjes

de kolonelm

  1. (militair) een hoge militaire rang
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]