munten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van munten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | munten | te munten | ||||||||
toekomend | zullen munten | te zullen munten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemunt | te hebben gemunt | ||||||||
toekomend | gemunt zullen hebben | gemunt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
muntend | gemunt | ev. munt |
mv. verouderd munt |
munte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | munt | munt | munt | munt | munt | munten | munten | munten | |||
verleden (o.v.t.) | muntte | muntte | muntte | muntte | muntte | muntten | muntten | muntten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal munten | zult/zal munten | zult/zal munten | zult munten | zal munten | zullen munten | zullen munten | zullen munten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou munten | zou munten | zou(dt) munten | zoudt munten | zou munten | zouden munten | zouden munten | zouden munten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemunt | hebt gemunt | hebt/heeft gemunt | hebt gemunt | heeft gemunt | hebben gemunt | hebben gemunt | hebben gemunt | |||
verleden (v.v.t.) | had gemunt | had gemunt | had gemunt | hadt gemunt | had gemunt | hadden gemunt | hadden gemunt | hadden gemunt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemunt hebben | zal/zult gemunt hebben | zult/zal gemunt hebben | zult gemunt hebben | zal gemunt hebben | zullen gemunt hebben | zullen gemunt hebben | zullen gemunt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemunt hebben | zou gemunt hebben | zou/zoudt gemunt hebben | zoudt gemunt hebben | zou gemunt hebben | zouden gemunt hebben | zouden gemunt hebben | zouden gemunt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemunt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemunt | er is gemunt | |||||||||
verleden | er werd gemunt | er was gemunt | |||||||||
toekomend | er zal gemunt worden | er zal gemunt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemunt worden | er zou gemunt zijn | |||||||||
lijdende vorm gemunt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemunt worden | gemunt te worden | ||||||||
toekomend | gemunt zullen worden | gemunt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemunt zijn | gemunt te zijn | ||||||||
toekomend | gemunt zullen zijn | gemunt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemunt | wordt gemunt | wordt gemunt | wordt gemunt | wordt gemunt | worden gemunt | worden gemunt | worden gemunt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemunt | werd gemunt | werd gemunt | werdt gemunt | werd gemunt | werden gemunt | werden gemunt | werden gemunt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemunt worden | zult gemunt worden | zult gemunt worden | zult gemunt worden | zal gemunt worden | zullen gemunt worden | zullen gemunt worden | zullen gemunt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemunt worden | zou gemunt worden | zou/zoudt gemunt worden | zoudt gemunt worden | zou gemunt worden | zouden gemunt worden | zouden gemunt worden | zouden gemunt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemunt | bent gemunt | bent/is gemunt | zijt gemunt | is gemunt | zijn gemunt | zijn gemunt | zijn gemunt | |||
verleden (v.v.t.) | was gemunt | was gemunt | was gemunt | waart gemunt | was gemunt | waren gemunt | waren gemunt | waren gemunt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemunt zijn | zult gemunt zijn | zult gemunt zijn | zult gemunt zijn | zal gemunt zijn | zullen gemunt zijn | zullen gemunt zijn | zullen gemunt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemunt zijn | zou gemunt zijn | zou/zoudt gemunt zijn | zoudt gemunt zijn | zou gemunt zijn | zouden gemunt zijn | zouden gemunt zijn | zouden gemunt zijn |