momentum
- Geluid: momentum (hulp, bestand)
- IPA: / moˈmɛntʏm / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /mo.ˈmɛn.təm/
- (Vlaanderen, Brabant): /mo.ˈmɛn.tʏm/
- (Limburg): /mo.ˈmɛn.tʏm/
- mo·men·tum
- Ontleend aan Engels momentum (zie benedenstaande), gepopulariseerd via Engelstalige media en literatuur sinds de eeuwwisseling.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | momentum | - |
verkleinwoord | - | - |
het momentum o
- duidelijk toenemende voortgang
- Door zijn lange aarzeling verloor hij het momentum.
- ▸ Het woord ‘momentum’ bijvoorbeeld, dat is nu helemaal ‘in’. Iemand zegt dan opeens: ‘Er moet een momentum gecreëerd worden.’ Dat irriteert me mateloos. Het woord momentum is meer een soort mediamoment.[1]
- ▸ Er ontstond wat de Engelsen ‘momentum’ noemen, een intense sfeer van nieuwsgierigheid naar wat er zou volgen.[2]
- (natuurkunde) hoeveelheid beweging; product van massa en snelheid
- Het woord momentum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "momentum" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Erik de Bruin, Menno WiegmanVooys, Jaargang 23 (2005), Vooys, Utrecht in: Een grootvader vertelt, Kees van Kooten over zijn gevoel voor humor, p. 44 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Lutgard MutsaersOns Erfdeel, Jaargang 40 (1997), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonkveer in: Pop in je moerstaal. Durf en variatie in de Nederlandstalige popmuziek: een ‘beweging’ werd volwassen, p. 78 op dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Uit het Latijn momentum.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
momentum | momenta momentums |
momentum
- (natuurkunde) impuls, de massa vermenigvuldigd met de snelheid.
- vaart, gang.
- «In this collision the larger car had considerable momentum.»
- Bij deze botsing had de grotere auto een flinke vaart.
- «His political campaign had little momentum.»
- Er zat weinig vaart in zijn politieke campagne.
- «In this collision the larger car had considerable momentum.»
- mo·men·tum
mōmĕntum o
-
- beweging
- (overdr.)
- afstand
- tijdperk, tijdsafdeling, ogenblik
- onderdeel van een rede
- uitgangspunt
- beslissing, uitslag, verandering
- afstand
-
- beweegkracht, stoot, druk, zwaarte
- (fig.)
- invloed, oorzaak, beweeggrond
- aanwending van krachten, van middelen
- beslissende kracht, invloed, gewicht, betekenis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mōmĕntum | mōmĕnta |
genitief | mōmĕntī | mōmĕntōrum |
datief | mōmĕntō | mōmĕntīs |
accusatief | mōmĕntum | mōmĕnta |
vocatief | mōmĕntum | mōmĕnta |
ablatief | mōmĕntō | mōmĕntīs |