mitrailleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van mitrailleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | mitrailleren | te mitrailleren | ||||||||
toekomend | zullen mitrailleren | te zullen mitrailleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemitrailleerd | te hebben gemitrailleerd | ||||||||
toekomend | gemitrailleerd zullen hebben | gemitrailleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
mitraillerend | gemitrailleerd | ev. mitrailleer |
mv. verouderd mitrailleert |
mitraillere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | mitrailleer | mitrailleert | mitrailleert | mitrailleert | mitrailleert | mitrailleren | mitrailleren | mitrailleren | |||
verleden (o.v.t.) | mitrailleerde | mitrailleerde | mitrailleerde | mitrailleerde | mitrailleerde | mitrailleerden | mitrailleerden | mitrailleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal mitrailleren | zult/zal mitrailleren | zult/zal mitrailleren | zult mitrailleren | zal mitrailleren | zullen mitrailleren | zullen mitrailleren | zullen mitrailleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou mitrailleren | zou mitrailleren | zou(dt) mitrailleren | zoudt mitrailleren | zou mitrailleren | zouden mitrailleren | zouden mitrailleren | zouden mitrailleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemitrailleerd | hebt gemitrailleerd | hebt/heeft gemitrailleerd | hebt gemitrailleerd | heeft gemitrailleerd | hebben gemitrailleerd | hebben gemitrailleerd | hebben gemitrailleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gemitrailleerd | had gemitrailleerd | had gemitrailleerd | hadt gemitrailleerd | had gemitrailleerd | hadden gemitrailleerd | hadden gemitrailleerd | hadden gemitrailleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemitrailleerd hebben | zal/zult gemitrailleerd hebben | zult/zal gemitrailleerd hebben | zult gemitrailleerd hebben | zal gemitrailleerd hebben | zullen gemitrailleerd hebben | zullen gemitrailleerd hebben | zullen gemitrailleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemitrailleerd hebben | zou gemitrailleerd hebben | zou/zoudt gemitrailleerd hebben | zoudt gemitrailleerd hebben | zou gemitrailleerd hebben | zouden gemitrailleerd hebben | zouden gemitrailleerd hebben | zouden gemitrailleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemitrailleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemitrailleerd | er is gemitrailleerd | |||||||||
verleden | er werd gemitrailleerd | er was gemitrailleerd | |||||||||
toekomend | er zal gemitrailleerd worden | er zal gemitrailleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemitrailleerd worden | er zou gemitrailleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gemitrailleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemitrailleerd worden | gemitrailleerd te worden | ||||||||
toekomend | gemitrailleerd zullen worden | gemitrailleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemitrailleerd zijn | gemitrailleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gemitrailleerd zullen zijn | gemitrailleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemitrailleerd | wordt gemitrailleerd | wordt gemitrailleerd | wordt gemitrailleerd | wordt gemitrailleerd | worden gemitrailleerd | worden gemitrailleerd | worden gemitrailleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemitrailleerd | werd gemitrailleerd | werd gemitrailleerd | werdt gemitrailleerd | werd gemitrailleerd | werden gemitrailleerd | werden gemitrailleerd | werden gemitrailleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemitrailleerd worden | zult gemitrailleerd worden | zult gemitrailleerd worden | zult gemitrailleerd worden | zal gemitrailleerd worden | zullen gemitrailleerd worden | zullen gemitrailleerd worden | zullen gemitrailleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemitrailleerd worden | zou gemitrailleerd worden | zou/zoudt gemitrailleerd worden | zoudt gemitrailleerd worden | zou gemitrailleerd worden | zouden gemitrailleerd worden | zouden gemitrailleerd worden | zouden gemitrailleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemitrailleerd | bent gemitrailleerd | bent/is gemitrailleerd | zijt gemitrailleerd | is gemitrailleerd | zijn gemitrailleerd | zijn gemitrailleerd | zijn gemitrailleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gemitrailleerd | was gemitrailleerd | was gemitrailleerd | waart gemitrailleerd | was gemitrailleerd | waren gemitrailleerd | waren gemitrailleerd | waren gemitrailleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemitrailleerd zijn | zult gemitrailleerd zijn | zult gemitrailleerd zijn | zult gemitrailleerd zijn | zal gemitrailleerd zijn | zullen gemitrailleerd zijn | zullen gemitrailleerd zijn | zullen gemitrailleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemitrailleerd zijn | zou gemitrailleerd zijn | zou/zoudt gemitrailleerd zijn | zoudt gemitrailleerd zijn | zou gemitrailleerd zijn | zouden gemitrailleerd zijn | zouden gemitrailleerd zijn | zouden gemitrailleerd zijn |