• mi·trail·leer
vervoeging van
mitrailleren

mitrailleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mitrailleren
    • Ik mitrailleer. 
  2. gebiedende wijs van mitrailleren
    • Mitrailleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mitrailleren
    • Mitrailleer je?