• ma·kreel
enkelvoud meervoud
naamwoord makreel makrelen
verkleinwoord makreeltje makreeltjes

de makreelm

  1. (straalvinnigen) bepaalde soort zeevis, Scomber scombrus  , familie van de makreelachtigen zoals tonijn en boniet
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]