Makrelen
  • (IPA in voorbereiding)
  • ma·kre·len
enkelvoud meervoud
naamwoord makrelen
verkleinwoord

de makrelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord makreel
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Scombridae   van baarsachtige straalvinnige vissen waartoe de makreel, tonijn en bonito behoren. Als zodanig is deze familie vissen van groot belang voor de commerciële visserij. De familie telt in totaal ongeveer 55 soorten, verdeeld over 15 geslachten