Nederlands

 
Ruvettus pretiosus  
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • slang·ma·kre·len
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slangmakrelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de slangmakrelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord slangmakreel
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Gempylidae   van baarsachtige vissen. Het zijn langgerekte vissen gelijkend op de barracuda's met een lange rugvin. De grootste soort uit de familie, de snoekmakreel (Thyrsites atun), kan tot twee meter lang worden
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)


Gangbaarheid

Meer informatie