• ma·jes·tu·eus
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verheven’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • afgeleid van het Franse majestueux (met het achtervoegsel -eus) [2]
  • afleiding van majesteit [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen majestueus majestueuzer majestueust
verbogen majestueuze majestueuzere majestueuste
partitief majestueus majestueuzers -

majestueus [4]

  1. met de pracht en praal die hoort bij een vorst
    • Voetbalvrouw Yolanthe Sneijder-Cabau heeft een lucratieve deal aan haar CV toegevoegd. De 31-jarige Yo, die met manlief Wesley en baby Xess Xava in Istanbul woont, is het gezicht van een majestueus bouwproject, even buiten de Turkse miljoenenstad.[5] 
    • Essengo, een mannetje, werd geboren in maar 2015. ‘De giraf is een majestueus en elegant dier, maar ook een van de meest complexe en gevoelige. Zo verrassend en wonderbaar zijn geboorte is, zo snel en onverwacht kan zijn vertrek zijn. Essengo was omringd door zijn verzorgers en dierenarts toen hij stierf.’[6] 
  2. zeer groot en indrukwekkend
    • De avond valt in Tangui. Dit dorpje ligt diep in de jungle aan de Atrato, een majestueuze rivier in het Colombiaanse departement Choco. Kinderen schoppen joelend een bal van vuilwit schuimplastic in het rond, terwijl wat vrouwen de dag doornemen, zittend op het stoepje voor hun huizen van hout en golfplaatdaken. [7] 
92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[8]