• lut·tel
  • mogelijk gerelateerd aan het Engelse little [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen luttel lutteler luttelst
verbogen luttele luttelere luttelste
partitief luttels luttelers -

luttel [2]

  1. van iets dat het maar een geringe omvang heeft
    • Met een luttel bedrag van slechts 400.000 euro kan middels de verspreiding van valse informatie via het internet de publieke opinie eenvoudig worden beïnvloed. Uit een studie van cybersecuritybedrijf Trend Micro blijkt dat er schrikbarend weinig voor nodig is om verkiezingen te manipuleren. [3] 
    • Toch werd er na afloop in het Oranje-kamp nog veel nagepraat over 1 luttel punt van de in totaal 145 die beide teams samen maakten. Het ging om het eerste (en uiteindelijk) enige setpoint dat Nederland kreeg, op 24-23 in de gelijkopgaande eerste set. [4] 
    • Wat een gedoe! Nooit gedacht dat ik tijdens het bakken van een steak verstrikt zou raken in kabels, maar voor de perfecte garing moet ik blijkbaar wat overhebben. Zelf verkies ik mijn lapje rare te consumeren, al zijn ook medium-rare, rosé en doorbakken gangbare opties. Enige nadeel: de marge tussen al deze garingen is klein. Vaak gaat het om een luttel minuutje meer of minder, en dus kun je beter boven die braadpan of barbecue blijven hangen terwijl je tafelgasten al lekker onderuitgezakt van de gin-tonic genieten. [5] 
83 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[6]