Het geprofileerde loopvlak van een autoband

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loop·vlak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loopvlak loopvlakken
verkleinwoord loopvlakje loopvlakjes

Zelfstandig naamwoord

het loopvlako

  1. (techniek) het gedeelte van een voet, wiel, slee etc. dat met de ondergrond in aanraking is
    • Het loopvlak is scheef afgesleten. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be