profiel
- pro·fiel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zijaanzicht’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | profiel | profielen |
verkleinwoord | profieltje | profieltjes |
het profiel o
- het geheel van verlagingen en verhogingen van een oppervlak
- Deze banden hebben niet veel profiel meer en moeten vervangen worden.
- de verlagingen en verhogingen van een zijaanzicht of doorsnede
- De figuur toont de Midatlantische Rug in profiel.
- een kenschets van iemands bijzonderheden
- Zijn artikel geeft een uitgebreid profiel van deze kunstenaar.
- Het woord profiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "profiel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "profiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ profiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be