• slij·ta·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord slijtage slijtages
verkleinwoord - -

de slijtagev

  1. schade die door langdurig gebruik geleidelijk aangericht wordt
    • De slecht gebalanceerde wielen veroorzaakten grote slijtage aan de banden. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]