• rol
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opgerold stuk’ voor het eerst aangetroffen in 1280 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rol rollen
verkleinwoord rolletje rolletjes

derolv/m

  1. cilindervormig voorwerp
  2. een rond een spil [1] gewonden lange strook papier of stof
    • Ik heb nòg een rol van die zandgele stof. 
     In een rolletje, naast zijn zadel, hing een oude paardedeken. En die legde hij zorgzaam om de schouders van Sinterklaas.[3]
  3. (filmkunst), (toneel) een vertolking van een personage in een film of toneelstuk
    • Hij speelde de rol van Hendrik VI. 
  4. een functie, een taak
     Buikhuisen kwam eind jaren 70 in opspraak nadat hij had aangekondigd onderzoek te willen doen naar de rol die erfelijkheid speelt bij crimineel gedrag. Buikhuisen was op dat moment werkzaam als hoogleraar criminologie aan de Universiteit van Leiden. Zowel in het maatschappelijk debat als onder zijn collega's kregen zijn onderzoeksvoorstellen felle kritiek.[4]
     Dat zegt ook kennisinstituut Deltares, dat in Nederland een grote rol heeft in het onderzoek naar de bodem en water. "Deltares heeft een sterke relatie met de VU. We delen kennis, studenten studeren bij ons af of lopen bij ons stage. En een aantal van onze medewerkers komt daar ook vandaan, heeft daar een gedeelde aanstelling of is gedetacheerd", zegt wetenschappelijk directeur Bart van den Hurk, zelf ook gedetacheerd aan de VU.[5]
     In de pelgrimstochten die ik in het verleden heb gelopen, de boeddhistische 88 Tempels tocht in Japan en de katholieke Camino de Santiago in Spanje, speelt het geloof een belangrijke rol.[6]
  5. lijst, register
  • De rollen omkeren
wat de een normaal doet doet de ander nu en andersom
  • Aan de rol zijn ( of gaan)
Stoett [7]
vervoeging van
rollen

rol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rollen
    • Ik rol. 
  2. gebiedende wijs van rollen
    • Rol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rollen
    • Rol je? 
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[8]
  1. "rol" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. rol op website: Etymologiebank.nl
  3. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 13
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 6 mei 2025 Weblink bron
    Sven Schaap
    “Werkveld luidt noodklok op actiedag tegen verdwijnen aardwetenschappen VU” (6 mei 2025), NOS
  6. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  7. www.dbnl.org
  8. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud meervoud
naamwoord rol rolle
  • rol
  • [A] Leenwoord uit het Nederlands
  • [B] Afgeleid van het Nederlandse rollen

rol [A]

  1. rol; cilindervormig voorwerp
  2. rol; een rond een spil gewonden lange strook papier of stof
  3. rol; een uitbeelding van een personage in een film of toneelstuk

rol [B]

  1. rollen; zich wentelend over een oppervlak bewegen
  2. rollen, oprollen
  3. rollen, uitrollen

rol

  1. rol; cilindervormig voorwerp
  2. rol; een rond een spil gewonden lange strook papier of stof