leguaan
- le·gu·aan
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hagedis’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
- [1] via Spaans 'la iguana' van Taíno iwana
- [2] naar [1] vanwege gelijkenis in vorm
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leguaan | leguanen |
verkleinwoord | leguaantje | leguaantjes |
de leguaan m
- (reptielen) naam voor hagedissensoorten uit de familie Iguanidae
- (scheepvaart) worstvormig stootkussen dat op de voorsteven wordt bevestigd
1. hagedis
- Het woord leguaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leguaan" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "leguaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be